‘Een moeilijk verhaal’, noemde de Rotterdamse architect Jaap Bakema wat hij te vertellen had in de tweedelige televisieserie Van Stoel tot stad, die op zondagavond in 1961 en 1962 op de Nederlandse televisie werd uitgezonden. Toch voelde hij de noodzaak om het Nederlandse publiek
...
‘Een moeilijk verhaal’, noemde de Rotterdamse architect Jaap Bakema wat hij te vertellen had in de tweedelige televisieserie Van Stoel tot stad, die op zondagavond in 1961 en 1962 op de Nederlandse televisie werd uitgezonden. Toch voelde hij de noodzaak om het Nederlandse publiek juist dit moeilijke verhaal te vertellen. ‘Ik heb namelijk de indruk,’ zegt hij in de openingsscene, terwijl hij voor een schoolbord met krijttekeningen staat, het krijtje nog in zijn hand, ‘dat we in een tijd leven zonder die liefde voor ruimte waar een architect behoefte aan heeft.’1 Bakema agendeert dit ‘moeilijke verhaal’ tegen de achtergrond van een enorme bouwwoede in het land: honderdduizenden woningen worden in allerijl uit de grond gestampt. De Nederlandse overheid had in 1948 de woningcrisis tot ‘volksvijand nummer 1’ gebombardeerd, en dus werd alles, tot ver in de jaren 1960, uit de kast getrokken om de tekorten op de woningmarkt weg te werken. Maar kwantiteit is één, kwaliteit is anders, stelt Bakema met zijn televisieserie. Niet om het eigen belang veilig te stellen (de architect die pleit voor ruimte voor goede architectuur), maar vanuit het besef hoezeer de architectonische ruimte bepalend is voor zoveel meer dan alleen een dak boven het hoofd en een plaats om te wonen. Dat besef verleent Bakema en elke andere architect de urgentie om aandacht te vragen voor de ruimtelijke invloed, niet alleen van bepaalde economische stadsontwikkelingsmethodieken, financieringsinstrumentaria of het landelijk ruimtelijk beleid, maar ook van de verschillende crises die wereldwijd om directe actie vragen. Uitdagingen op het gebied van het klimaat, energievoorziening, voedsel, woonruimte, vergrijzing, armoede, segregatie zullen immers hoe dan ook tot grootschalige ruimtelijke en sociale veranderingen leiden. Is het overmoed om te denken dat het veld van de architectuur kan bijdragen aan het in kaart brengen van deze invloed, inzicht kan geven in de gevaren en potenties, en dus een zinvolle bijdrage kan leveren aan het publieke debat? Architecten denken immers vanuit de ruimte, en weten als geen ander hun verbeeldingsvermogen in te zetten. Toch spelen architecten nauwelijks een rol in publieke discussies, niet op televisie of de krant, maar ook niet in het politieke debat. In deze OASE vragen we ons daarom af hoe architecten maatschappelijke uitdagingen kunnen oppakken en participeren in het publieke discours. Of om het anders te formuleren: hoe kunnen architecten de positie innemen van een publieke intellectueel?
Presenting the two-part television series Van stoel tot stad (From chair to city), broadcast on Dutch television on Sunday evenings in 1961 and 1962, Rotterdam architect Jaap Bakema told viewers that he had ‘a difficult story’ to tell. Yet he felt compelled to tell this difficult story to the Dutch people. ‘Because I have the impression,’ he said in the opening scene, standing in front of a blackboard covered with chalk drawings, a piece of chalk still in his hand, ‘that we live in an age that lacks the love of space that architects need.’1 Bakema put this ‘difficult story’ on the agenda in the context of the huge building boom taking place in the Netherlands: hundreds of thousands of houses were rapidly being built. In 1948, the Dutch government had branded the housing crisis ‘public enemy number 1’ and it subsequently, well into the 1960s, made every effort to eliminate the housing shortage. But, as Bakema argued in his television series, quantity is one thing, quality is another. Rather than looking out for his own interests (rather than being an architect arguing for space for good architecture), he was aware that architectural space provides people with much more than a roof over their heads and a place to live. This awareness gave Bakema (and gives every other architect) the sense of urgency to draw attention not only to the spatial implications of certain economic urban design methods, financial instruments or national spatial policies, but also to the various crises that require immediate action worldwide. After all, challenges involving the climate, energy supply, food, housing, ageing, poverty and segregation will undoubtedly lead to major spatial and social changes. Is it hubris to think that architecture can help to map these impacts, provide insight into their dangers and potentials, and thus make a meaningful contribution to the public debate? After all, architects think in spatial terms and have an unparalleled capacity for imagination. Yet architects are rarely represented in public discussions, neither on television nor in newspapers, nor in political debates. This OASE therefore asks how architects can address social challenges and participate in the public discourse. Or, in other words: How can architects become public intellectuals?@en