Een mortel kan worden gedefinieerd als een mengsel van één of meerdere bindmiddelen, toeslagstoffen en eventueel toegevoegde hulpstoffen, meestal aangemaakt met water. Mortel wordt gebruikt om te metselen, te voegen, te pleisteren of aan te vullen en wordt daarnaast soms ook gebr
...
Een mortel kan worden gedefinieerd als een mengsel van één of meerdere bindmiddelen, toeslagstoffen en eventueel toegevoegde hulpstoffen, meestal aangemaakt met water. Mortel wordt gebruikt om te metselen, te voegen, te pleisteren of aan te vullen en wordt daarnaast soms ook gebruikt als constructief materiaal. Reparatiemortels zijn mortels die worden gebruikt in de conserveringspraktijk om ontbrekende delen van diverse (in dit geval steenachtige) materialen aan te vullen.
Repareren, stoppen, aanhelen, aanvullen en herstellen zijn allemaal termen die gebruikt worden bij restauratie met behulp van mortels. Naast het niets doen, het consolideren en (deels) vervangen van natuur- en baksteen is het repareren met mortel een veelgebruikte methode. Het gebruik van reparatiemortels leidt tot afwisselend zeer goede en minder goede resultaten met betrekking tot compatibiliteit met het bestaande en duurzaamheid van de reparatiemortel zelf.
Tijdens de WTA-studiedag “reparatie van steenachtige materialen” en in deze syllabus zullen ethische, esthetische, technische en financiële aspecten van het gebruik van deze mortels aan de orde worden gesteld. Hierbij gaat het om diverse in de handel beschikbare kant-en-klare producten en zelf-samengestelde mortels.
De eerste twee bijdragen aan deze syllabus komen voort uit onderzoek dat is gedaan in het lopende samenwerkingsverband tussen TU Delft, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en TNO. In het eerste paper gaat Michiel van Hunen in op de resultaten van een enquête die is gehouden onder (Nederlandse) verwerkers van reparatiemortels: welke producten worden zoal gebruikt en wat zijn de ervaringen. Daarnaast laat hij aan de hand van een groot aantal voorbeelden zien hoe reparatiemortels zich gedragen in de praktijk. Barbara Lubelli, Rob van Hees en Timo Nijland gaan – mede gebaseerd op laboratoriumonderzoek – in op de keuzecriteria voor het kiezen van een geschikte reparatiemortel.
Het derde paper is in het geheel gewijd aan het stadhuis van Antwerpen, beter gezegd aan het onderzoek naar de meest geschikte mortel en verwerkingstechniek voor het repareren van het rode Belgische marmer aan de gevel van dit stadhuis. Deze bijdrage is geleverd door Tanquil Berto, Sam Huysmans, Laurent Fontaine en Roald Hayen. Ook gericht op casuïstiek is de bijdrage van Wouter Callebaut. Hij gaat vanuit het perspectief van de restauratiearchitect in op de keuze voor behoud (niets doen), verstevigen, vervangen, of bijwerken met mortels bij restauratie van natuur- en baksteen.
Heleen Schroyen gaat in haar bijdrage in op het gebruik van kunststeen in de erfgoedcontext en hoe het agentschap Onroerend Erfgoed hiermee om gaat. In de bijdrage worden tussentijdse resultaten besproken die de basis vormen waarop het agentschap in 2019 in richtlijn zal gaan opstellen.
De laatste drie teksten in deze syllabus richten zich op ervaringen in de praktijk. Ben Massop deelt zijn ervaringen met diverse typen reparatiemortels die hij tegenkwam of heeft gebruikt aan de Onze-Lieve-Vrouwekerk te Breda en de Sint-Janskathedraal te ’s-Hertogenbosch. Delphine Vandevoorde richt zich op drie verschillende soorten mortels en hun voor en nadelen bij toepassing in de praktijk, terwijl Paul van Laere in de laatste bijdrage ingaat op zijn rol als beeldhouwer bij de uitvoering van reparaties met mortel.@en