Architecten houden meer van ruimte dan van tijd. Dat is de schuld van Alberti. Hij heeft ons verteld dat een gebouw pas goed is als er niets aan kan worden weggelaten of aan kan worden toegevoegd. En dus is een ontwerp klaar als het klaar is en daarmee uit. In Building in Time be
...
Architecten houden meer van ruimte dan van tijd. Dat is de schuld van Alberti. Hij heeft ons verteld dat een gebouw pas goed is als er niets aan kan worden weggelaten of aan kan worden toegevoegd. En dus is een ontwerp klaar als het klaar is en daarmee uit. In Building in Time beschrijft Marvin Trachtenberg mooi de chronofobie van de moderne architect. Verandering knaagt aan de samenhang van het ontwerp en vertroebelt het auteurschap. Daardoor tast verandering ook een verborgen motief van de architect aan: zijn verlangen tot onsterfelijkheid. Alberti’s renaissancistische idee over ontwerpen ontwikkelde zich niet toevallig parallel met het inzicht dat een mens wel eens gewoon dood zou kunnen gaan. Toch wint de vierde dimensie van de architectuur, de tijd, de laatste jaren weer wat aan terrein. De glans van het spiksplinternieuwe verdoft in het aanschijn van een smeltende planeet. Nog voor onze oude spullen de kans krijgen slijtage te vertonen, worden we alweer overstelpt door nieuwe versies van bijna hetzelfde. Dit uitzinnige metabolisme botst zichtbaar op zijn fysieke grenzen. Te midden van die versnelling herwinnen de vertraagde tijd, de geschiedenis en het patina weer aan uitstraling. Het nieuwe is overal en altijd leverbaar terwijl het oude steeds schaarser wordt.
Architects prefer space to time. That’s Alberti’s fault. He told us that a building is only good if nothing can be left out or can be added to it. And so a design is ready when it’s ready, and that’s that. In Building in Time, Marvin Trachtenberg nicely describes the ‘chronophobia’ of the modern architect. Change eats away at the coherence of the design and blurs authorship. As a result, change also affects a hidden motif of the architect: his or her longing for immortality. It is no coincidence that Alberti’s Renaissance conception of design developed in parallel with the insight that a person might die just like that. Nevertheless, the fourth dimension of architecture, time, has been gaining ground in recent years. The brilliance of the brand-new is growing dull in the face of a melting planet. Even before our old things get a chance to show wear and tear, we are already overwhelmed by new versions of almost the same thing. This frantic metabolism is visibly stretching its physical limits. In the midst of this acceleration, slowed-down time, history and patina are regaining their charm. The new is available anywhere, anytime, while the old is becoming increasingly scarce.
@en